Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Successiewet 1956

 

Artikel 53b
1
Indien binnen vijf jaren na de verkrijging, onderscheidenlijk de in artikel 53a, eerste lid bedoelde verdeling, zich een van de in het derde lid bedoelde gebeurtenissen voordoet, doet de verkrijger hiervan aangifte binnen een termijn van acht maanden nadat die gebeurtenis zich heeft voorgedaan.
2
In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt de op grond van artikel 35c bepaalde te conserveren waarde herzien en, met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van hoofdstuk IIIA, opnieuw vastgesteld met inachtneming van de in het eerste lid bedoelde gebeurtenis, met dien verstande dat daarbij de in het eerste lid bedoelde aangifte in de plaats treedt van de in artikel 35c bedoelde verzoeken. De aanslag onderscheidenlijk de conserverende aanslag worden opgelegd op basis van, dan wel in overeenstemming gebracht met, de aldus opnieuw vastgestelde te conserveren waarde.
3
Van een gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid is sprake ingeval, volgens bij ministeriƫle regeling te stellen nadere regels,
a
indien het een verkrijging als bedoeld in artikel 35b, tweede lid, onderdeel a, betreft: de verkrijger ophoudt uit de onderneming, of een gedeelte daarvan, winst te genieten;
b
indien het een verkrijging als bedoeld in artikel 35b, tweede lid, onderdeel b, betreft: de verkrijger tot de verkrijging behorende aandelen of winstbewijzen vervreemdt of een gedeelte van de in deze aandelen of winstbewijzen besloten liggende rechten vervreemdt, de vennootschap waarin de aandelen of winstbewijzen zijn verkregen haar onderneming staakt of een gedeelte van die onderneming staakt dan wel een lichaam wordt waarvan de feitelijke werkzaamheid bestaat in het onmiddellijk of middellijk, beleggen van vermogen of een daarmee overeenkomende werkzaamheid; een en ander indien de waarde van de in onderdeel a en b bedoelde verkrijgingen geheel of voor een deel is aangemerkt als te conserveren waarde.
4
Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, wordt onder vervreemden mede verstaan een handeling of gebeurtenis als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e en i, alsmede het tweede en het vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, ook als deze handeling of gebeurtenis betrekking heeft op aandelen of winstbewijzen die bij de verkrijger niet tot een aanmerkelijk belang behoren in de zin van afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BB2403, Eerste aanleg - meervoudig, 07/803
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    09-08-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Arnhem
    Schenking tot stand gekomen onder invloed van wederzijdse dwaling. De vernietiging van de schenking werkt ingevolge artikel 3:53 van het BW terug tot het tijdstip waarop de schenking is gedaan. Aanslag recht van schenking kan niet in stand blijven omdat hiervoor geen grondslag bestaat. Artikel 6:228,...
  •